Werkomgevingen creëren en bewerken
|
Commando |
Locatie |
|
Bewerk actieve werkomgeving Werkomgevingen |
Extra > Werkomgevingen |
Om een werkomgeving op maat te creëren, kan je de huidige werkomgeving bewerken, een kopie van de huidige werkomgeving bewerken of een nieuwe werkomgeving creëren. Creëer verschillende werkomgevingen voor verschillende tekenbehoeften of pas een enkele werkomgeving aan je persoonlijke voorkeuren aan. Werkomgevingen op maat kunnen worden opgeslagen in je gebruikersmap, werkgroepmap of beide. Als je een van de standaard werkomgevingen in Vectorworks bewerkt, zal Vectorworks de aangepaste kopie in de gebruikersmap bewaren en het origineel in de programmamap behouden.
Aangepaste werkomgevingen van andere gebruikers kunnen gereedschappen of commando’s bevatten die niet beschikbaar zijn voor je actuele Vectorworkslicentie. Het dialoogvenster ‘Bewerk werkomgeving’ geeft aan welke commando’s en gereedschappen in de aangepaste werkomgeving voor je niet beschikbaar zijn. Wanneer je een gereedschap of een commando probeert te selecteren dat niet beschikbaar is voor je licentie, krijg je een waarschuwing.
Wanneer je Vectorworks bijwerkt, kan je de Migratie-assistent gebruiken om ook je werkomgevingen op maat om te zetten naar de laatste versie.
Werkomgevingen op maat creëren en beheren:
Selecteer één van de commando’s:
Het dialoogvenster Werkomgevingen of Bewerk werkomgeving wordt geopend.
Volg een van deze werkwijzen:
Selecteer in het dialoogvenster werkomgevingen een werkomgeving om te beheren; de kolom Locatie geeft aan waar elke werkomgeving is opgeslagen en maakt onderscheid tussen meerdere versies van een werkomgeving met dezelfde naam. De actieve werkomgeving wordt vetgedrukt weergegeven, met een vinkje in de linkerkolom, maar je kunt elke werkomgeving selecteren om te beheren.
Klik in het dialoogvenster Bewerk werkomgeving in het veld Werkomgeving om de lijst met werkomgevingen en mogelijke handelingen weer te geven; de lijst met werkomgevingen is verdeeld in secties op basis van waar elke werkomgeving is opgeslagen. Klik op de werkomgeving die je wilt beheren. De actieve werkomgeving wordt vetgedrukt weergegeven, met een vinkje in de linkerkolom, maar je kunt elke werkomgeving selecteren om te beheren. De werkomgeving die wordt bewerkt, wordt vet weergegeven.
Het vinkje geeft aan dat de aangepaste versie van de Design Suite-werkomgeving van de gebruiker de actieve werkomgeving is; het vette lettertype geeft aan dat de standaard Architectuur werkomgeving momenteel wordt bewerkt. Wanneer de wijzigingen worden opgeslagen, wordt de aangepaste kopie van de Architectuur werkomgeving gekopieerd naar de gebruikersmap; de standaard Architectuur werkomgeving blijft ongewijzigd.
Klik op een optie om de werkomgeving te beheren.
Click to show/hide the options.Click to show/hide the options.
|
Commando |
Omschrijving |
|
Nieuw |
Maakt een nieuwe werkomgeving met de naam Werkomgeving en slaat deze op in de gebruikersmap; als Nieuw is geselecteerd in het dialoogvenster Werkomgevingen, wordt het dialoogvenster Bewerk werkomgeving geopend, met de nieuwe werkomgeving geselecteerd voor bewerking |
|
Bewerk (Enkel dialoogvenster Werkomgevingen) |
Opent het dialoogvenster Bewerk werkomgeving waarin de geselecteerde werkomgeving wordt weergegeven om te worden bewerkt. Als je een van de standaard werkomgevingen in Vectorworks bewerkt, zal Vectorworks de aangepaste kopie in de gebruikersmap bewaren en het origineel in de programmamap behouden. |
|
Dupliceer |
Creëert een duplicaat van de geselecteerde werkomgeving, met “kopie” aan het einde van de originele werkomgeving naam. |
|
Hernoem |
Hernoemt de geselecteerde werkomgeving. Deze optie is niet beschikbaar voor standaard Vectorworks werkomgevingen in de applicatiemap. |
|
Wijzig locatie |
Opent het dialoogvenster Locatie werkomgeving Geef aan of de geselecteerde werkomgeving moet worden verplaatst naar de gebruikersmap of naar een werkgroepmap; als er meerdere werkgroepmappen beschikbaar zijn, klik je om een vinkje te plaatsen in de kolom Gebruik naast de gewenste map. Deze optie is niet beschikbaar voor standaard Vectorworks werkomgevingen in de applicatiemap.
|
|
Vorige versie |
Zet de werkomgeving terug naar de standaardinstellingen. Als er een werkomgeving met dezelfde naam bestaat in de applicatiemap, wordt de herstelde werkomgeving verwijderd uit de gebruikers- of werkgroepmap en keert Vectorworks terug naar de standaardwerkomgeving. Als je de actieve werkomgeving terugzet naar een vorige versie, zal Vectorworks de werkomgeving met dezelfde naam in de programmamap opnieuw laden. Deze optie is niet beschikbaar voor standaard Vectorworks werkomgevingen in de applicatiemap. |
|
Verwijder |
Klik op deze knop om de geselecteerde werkomgeving definitief uit de gebruikersmap te verwijderen. Standaard werkomgevingen kan je niet verwijderen. Als je de actieve werkomgeving verwijdert, zal Vectorworks opnieuw laden met de eerste werkomgeving in de lijst als de actieve werkomgeving. |
|
Exporteer |
Exporteert de menu-items, gereedschappen en sneltoetsen van de geselecteerde werkomgeving als een tekstbestand. Wanneer daarom wordt gevraagd, geef je de bestandsnaam en de locatie voor het bestand in. In het tekstbestand staan ook de toetsen opgelijst die door Vectorworks of door het besturingssysteem worden gebruikt, snelkoppelingen die niet door de gebruiker kunnen worden aangepast en de sneltoetsen die je in ‘Bewerk werkomgeving’ kunt wijzigen. |
|
Openen (Mac) Toon in verkenner (Windows) |
Klik op deze knop om de map met de geselecteerde werkomgeving te openen. |
Als je klikt op Bewerk, of klikt op Nieuw om een nieuwe werkomgeving te maken vanuit het dialoogvenster Werkomgevingen, wordt het dialoogvenster Bewerk werkomgeving geopend.
Maak de nodige aanpassingen zoals beschreven in de onderstaande secties.
Commando’s en gereedschappen in een werkomgeving wijzigen
Wanneer je klaar bent met het aanpassen of creëren van werkomgevingen, klik je op Klaar of OK en sluit je het dialoogvenster.
Niet gevonden wat je zocht? Vraag het aan onze virtuele assistent Dex. 